Even een verslagje: het ging uiteindelijk meer over symmetrie. Symmetrie in de natuurkunde vs symmetrie in de taal.
Taal is grotendeels asymmetrisch. Dat betekent dat bijvoorbeeld de voorkant en achterkant van een zin niet op elkaar lijken, dat woorden niet gespiegeld kunnen worden en ook woorden zelden omgedraaid kunnen worden. Logisch ook want stel dat het symmetrisch zou zijn, dan is het dus voorspelbaar wat er komen gaat, dus redundant, dus overbodig. Taal bevat maar een beperkte hoeveelheid redundantie, zodat we als we iets hebben gemist (een langrijdende vrachtwagen of - vroeger - een brullende leeuw) elkaar toch kunnen begrijpen.
De natuurkunde is echter volledig symmetrisch. Elke beweging heeft ook een tegenbeweging. Elk plusje heeft een minnetje zeg maar.
Ik probeerde zelf deze werelden bij elkaar te brengen. Zo zie ik taal als beweging. Elke beweging heeft ook een tegenbeweging, dus heeft taal ook een tegenbeweging. Dat klopt ook helemaal. Als je een zin uitspreekt in dialoog met een ander, krijg je feedback. In begrip, gedeeltelijk begrip of onbegrip. In taal, gezichtuitdrukking of lichaamshouding. Het is de omgekeerde beweging. En uiteindelijk zoeken we naar balans: je wilt graag begrepen worden. Dus zoeken we als mens ook voortdurend naar symmetrie. Dat is wat ik uit deze sessie heb gehaald. Weer eens wat anders…