De visie van Intel gaat het zelfs nog een stap verder dan het voorbeeld van de auto. Intel Research Pittsburgh ziet zelfs twee chirugen samen een hartoperatie uitvoeren. Eén chirurg is echter totaal niet fysiek aanwezig maar wordt volledig neergezet als een kunstmatig persoon die wél bestaat en actief is, maar fysiek zich ergens anders ter wereld (of daarbuiten; in 2050 ) bevindt. Intel noemt dit dynamic physical rendering. In de presentatie van Carnegie Mellon staat zelfs een voorbeeld waarbij drie vrienden samen voetballen terwijl twee vrienden fysiek ontbreken. Die zijn fysiek elk ergens anders op de wereld. Hoe gek kan het worden?
Het kan nog gekker volgens mij: Wat dacht je van een kat die in een hond verandert, een blanke zwerver in een donkere basketballer, een labrador in een fiets? Een vrouw in een heks? Een auto in een tovenaar? Een vrachtwagen in een draak? Zelfs een schijnbaar bos kan veranderen in een voetbal stadion? Of klein: een vlieg in een spin? Of kunstmatige vogels? Hoe veel gekker willen we het hebben? Krijgen we dan ook kleding die we met een commando kunnen uitdoen, zichzelf opvouwt en in de kast gaat liggen? Of is dat zelfs niet eens meer nodig en vervormt het zich tot iets dat we op dat moment wel kunnen gebruiken? Of weer anders: een voetbalwedstrijd die tegelijkertijd op meerdere plaatsen tegelijkertijd wordt gespeeld? Die nare vent uit TheMatrix die honderden keren voorkwam, kan dan ook. Of de Film WestWorld, waarin we ons op een leuke manier begeven tussen allerlei mensen en robots. Of de reproductie van mensen die lang geleden zijn gestorven. Onze dierbaren. Napoleon. Hitler. Misschien wel Jezus. Onze eigen opa en oma. En met een gedrag dat veel zal lijken om hun menselijke replica. Die technologie is dan immers ook vijftig jaar verder. To weired for words. Dit vereist nog wel wat denkkracht.
Nog iets over de technologie: de microscropische bolletjes worden beschreven als catoms, claytronic atoms, die bewegen in drie dimensies ten opzichte van andere catoms. Elk catom heeft een eigen chip, eigen voeding, sensoren voor locatie en andere catoms, communicatiemogelijkheden en de mogelijkheid zichzelf van kleur te veranderen. Ze onthouden de relatie ten opzichte van andere catoms en kunnen zo samen een vorm maken. Daarom heet ook wel programmeerbaar materiaal.
Materiaal waar we nog zeer veel van gaan zien, tenminste, als we denken 2050 te halen. Hoop dat zelf nog nét mee te kunnen pikken (ben dan 82). Toch is relativering op z’n plaats: hoewel we het idee hebben dat we straks alle zintuigen (horen, zien, voelen, ruiken en tasten) volledig in de maling kunnen nemen, gaan we voor het gemak voorbij aan het zesde (of misschien wel zevende en achtste) zintuig. In de komende jaren zullen we aan dit type zintuigen, die werken op energie nivo, nog veel gaan ontdekken. En die laten zich niet zo ‘gemakkelijk’ door materie reproduceren. Hoewel de virtuele wereld wel steeds echter lijkt, is en blijft het nog altijd een virtuele wereld.